0-4 jaar |
Verbaal en non-verbaal primaire gevoelens beschrijven en
uiten
Verbaal en non-verbaal beschrijven dat fijne en nare
gevoelens verschillend zijn
| blij, boos, bang, trots,
jaloers, verdrietig, honger, pijn |
groep 1-2 |
Beschrijven
welke gevoelens ik ervaar Beschrijven
welke gevoelens ik wel en niet begrijp
Omgaan met gevoelens en
beschrijven hoe mijn reactie op gevoelens afhangt van het soort gevoel
(fijn/naar/eenvoudig/complex/sterk) | gevoelens, blij, trots,
nieuwsgierig, kalm, boos, bang, verdrietig, teleurgesteld, zenuwachtig,
verlegen, jaloers, opgewonden, gezichtsuitdrukking, lichaamstaal |
groep 3-6 |
Beschrijven
welke gevoelens ik ervaar Beschrijven
welke gevoelens ik wel en niet begrijp
Omgaan met gevoelens en
beschrijven hoe mijn reactie op gevoelens afhangt van het soort gevoel | gevoelens, prettig, fijn, veilig,
geprikkeld, kwaad, woedend, naar, angstig, bezorgd, schuldig, verward,
verveeld, verbaasd, privé, gezichtsuitdrukking, eenvoudige gevoelens,
complexe gevoelens, lichaamstaal |
groep 7-8 |
Uitleggen
welke gevoelens ik ervaar
Omgaan met gevoelens en
beschrijven dat er een verband bestaat
tussen de manier waarop ik een gevoel ervaar en de manier waarop ik hierop
reageer | fijne gevoelens, nare
gevoelens, gezichtsuitdrukking, eenvoudige gevoelens, complexe gevoelens, lichaamstaal |
VO onderbouw |
Eenvoudige en complexe gevoelens herkennen en benoemen
Uitleggen hoe gevoelens en reacties kunnen verschillen
per situatie
Omgaan met gevoelens en
uitleggen dat er een verband bestaat tussen de manier waarop ik een gevoel
ervaar en de manier waarop ik hierop reageer | positieve
gevoelens, negatieve gevoelens, eenvoudige gevoelens, complexe gevoelens, gezichtsuitdrukking, lichaamstaal,
overtuiging, waarheid, directe en indirecte boodschappen, objectiviteit,
rechtvaardiging |
Bovenbouw vmbo |
Uitleggen welke invloed gevoelens
hebben op mijn functioneren
Omgaan met gevoelens en uitleggen dat er een
verband bestaat tussen de manier waarop ik een gevoel ervaar en de manier
waarop ik hierop reageer | positieve gevoelens, negatieve
gevoelens, op zichzelf staande gevoelens, gerelateerde gevoelens,
gezichtsuitdrukking, lichaamstaal, overtuiging, waarheid, directe en indirecte
boodschappen, objectiviteit, rechtvaardiging, feedback |
Bovenbouw havo/vwo |
Uitleggen welke invloed gevoelens
hebben op mijn functioneren
Omgaan met gevoelens en uitleggen
dat er een verband bestaat tussen de manier waarop ik een gevoel ervaar en de
manier waarop ik hierop reageer
Analyseren van gevoelens die ik heb in
verschillende situaties | op zichzelf staande gevoelens,
gerelateerde gevoelens, overtuiging, waarheid, directe en indirecte
boodschappen, objectiviteit, rechtvaardiging, feedback |
MBO |
Uitleggen welke invloed gevoelens
hebben op mijn functioneren
Omgaan met gevoelens en uitleggen dat er een
verband bestaat tussen de manier waarop ik een gevoel ervaar en de manier
waarop ik hierop reageer | op zichzelf staande gevoelens,
gerelateerde gevoelens, overtuiging, waarheid, directe en indirecte
boodschappen, objectiviteit, rechtvaardiging, feedback |
HBO/WO |
Uitleggen welke invloed gevoelens
hebben op mijn functioneren
Omgaan met gevoelens en uitleggen
dat er een verband bestaat tussen de manier waarop ik een gevoel ervaar en de
manier waarop ik hierop reageer
Analyseren van gevoelens die ik heb in
verschillende situaties | op zichzelf staande gevoelens,
gerelateerde gevoelens, overtuiging, waarheid, directe en indirecte
boodschappen, objectiviteit, rechtvaardiging, feedback geven en ontvangen |